Filippenzen 2


Nieuwe Bijbel Vertaling 2004

© Nederlands Bijbelgenootschap



1Nu u door Christus zozeer bemoedigd wordt en liefdevol getroost, nu er onder u zo'n grote verbondenheid met de Geest is, zo veel ontferming en medelijden, 2maak mij dan volmaakt gelukkig door eensgezind te zijn, één in liefde, één in streven, één van geest. 3Handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. 4Heb niet alleen uw eigen belangen voor ogen, maar ook die van de ander. 5Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had. 6Hij die de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, 7maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens. 8En als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot in de dood - de dood aan het kruis. 9Daarom heeft God hem hoog verheven en hem de naam geschonken die elke naam te boven gaat, 10opdat in de naam van Jezus elke knie zich zal buigen, in de hemel, op de aarde en onder de aarde, 11en elke tong zal belijden: 'Jezus Christus is Heer,' tot eer van God, de Vader.
12Geliefde broeders en zusters, u bent altijd gehoorzaam geweest toen ik bij u was. Wees het des te meer nu ik niet bij u ben. Blijf u inspannen voor uw redding, en doe dat in diep ontzag voor God, 13want het is God die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt. 14Doe alles zonder morren en tegenspreken, 15opdat u zuiver en smetteloos bent, onberispelijke kinderen van God te midden van een verdorven en ontaarde generatie, waartussen u schittert als sterren aan de hemel. 16Houd daarbij vast aan het woord dat leven brengt. Dan kan ik op de dag van Christus trots zijn omdat ik me niet voor niets heb ingespannen en afgemat. 17Ook al zou mijn bloed als een offer worden uitgegoten, samen met het offer dat u brengt door de dienst van uw geloof, toch ben ik vol vreugde, samen met u allen. 18Wees dus ook vol vreugde, samen met mij.

19In vertrouwen op de Heer Jezus hoop ik dat ik Timoteüs snel naar u toe kan sturen; het zal mij goed doen te weten hoe het met u gaat. 20Er is verder niemand die zich net zo oprecht als ik om u bekommert, 21want alle anderen jagen alleen hun eigen belangen na in plaats van die van Jezus Christus. 22U weet dat hij betrouwbaar is en dat hij zich samen met mij, als een kind met zijn vader, voor het evangelie heeft ingezet. 23Hem hoop ik dus te sturen, zodra het duidelijk is wat er met me zal gebeuren. 24De Heer geeft mij het vertrouwen dat ik zelf ook spoedig kan komen.
25Ik vind het nodig Epafroditus naar u terug te sturen. Hij is mijn broeder, medewerker en medestrijder geweest, en heeft mij namens u bijgestaan in mijn nood. 26Maar hij verlangt ernaar u allen weer te zien en maakt zich grote zorgen, omdat u van zijn ziekte hebt gehoord. 27Hij was inderdaad ziek en is bijna gestorven, maar God heeft zich over hem ontfermd. En niet alleen over hem, ook over mij: hij heeft me nog meer verdriet bespaard. 28Ik stuur hem nu zo snel mogelijk; dan kunt u weer verheugd zijn wanneer u hem terugziet en heb ik minder zorgen. 29Verwelkom hem vol vreugde als iemand die één is met de Heer. Houd mensen zoals hij in ere; 30hij heeft immers door zijn werk voor Christus oog in oog met de dood gestaan. Hij heeft zijn leven op het spel gezet om mij de hulp te geven die u niet kon bieden.

naar boven