Nieuwe Bijbel Vertaling 2004

© Nederlands Bijbelgenootschap



1Eilanden, hoor mij aan,
verre volken, luister aandachtig.
Al in de schoot van mijn moeder
heeft de Heer mij geroepen,
nog voor ze mij baarde noemde hij mijn naam.
2Mijn tong maakte hij scherp als een zwaard,
hij hield me verborgen in de schaduw van zijn hand;
hij maakte me tot een puntige pijl,
hij stak me weg in zijn pijlkoker.
3Hij heeft me gezegd: 'Mijn dienaar ben jij.
In jou, Israël, toon ik mijn luister.'
4Maar ik zei: 'Tevergeefs heb ik me afgemat,
ik heb al mijn krachten verbruikt,
het was voor niets, het heeft geen zin gehad.
Maar de Heer zal me recht doen,
mijn God zal me belonen.'
5Toen sprak de Heer,
die mij al in de moederschoot
gevormd heeft tot zijn dienaar
om Jakob naar hem terug te brengen,
om Israël rond hem te verzamelen -
dat ik aanzien zou genieten bij de Heer
en dat mijn God mijn sterkte zou zijn.
6Hij zei: 'Dat je mijn dienaar bent
om de stammen van Jakob op te richten
en de overlevenden van Israël terug te brengen,
dat is nog maar het begin. alt
Andere vertaling:
NBG51: Hij zegt dan: Het is te gering, dat gij Mij tot een knecht zoudt zijn om de stammen van Jakob weder op te richten en de bewaarden van Israël terug te brengen;

Ik zal je maken tot een licht voor alle volken,
opdat de redding die ik brengen zal
tot aan de einden der aarde reikt.'

7Dit zegt de Heer, de bevrijder, de Heilige van Israël,
tegen hem die smadelijk veracht wordt,
die door vreemde volken wordt verafschuwd,
die dienaar is van vreemde heersers:
Koningen zullen dit zien en opstaan,
vorsten buigen diep voorover,
omwille van de Heer, die betrouwbaar is,
de Heilige van Israël, die jou heeft uitgekozen.

8Dit zegt de Heer:
In het uur van mijn genade geef ik je antwoord,
op de dag van de redding zal ik je helpen.
Ik zal je behoeden, ik neem je in dienst
voor mijn verbond met de mensen,
om het land weer op te richten,
om het verlaten erfgoed in eigendom terug te geven,
9om tegen gevangenen te zeggen: 'Ga in vrijheid!'
en tegen wie in het duister verblijft: 'Kom te voorschijn!'
Langs wegen zullen zij weiden,
op iedere kale heuvel vinden ze weidegrond.
10Ze zullen dorst noch honger lijden,
de zinderende hitte zal hen niet kwellen
en de zon zal hen niet steken,
want hij die zich over hen ontfermt, zal hen leiden
en hen naar waterbronnen voeren.
11Ik effen al mijn bergen tot een weg,
ik zal mijn paden plaveien.
12Kijk! Zij daar komen van ver,
en kijk, zij uit het noorden, en uit het westen,
en zij uit het land van Syene. alt
Andere vertaling:
NBG51: weer anderen uit het land Sinim.


13Juich, hemel! Jubel, aarde!
Bergen, breek uit in gejuich!
De Heer heeft zijn volk getroost,
hij heeft zich over de armen ontfermd.
Sions klachten door de Heer weerlegd
14Sion zegt:
'De Heer heeft mij verlaten,
mijn Heer is mij vergeten.'
15Maar kan een vrouw haar zuigeling vergeten
of harteloos zijn tegen het kind dat zij droeg?
Zelfs al zou zij het vergeten,
ik vergeet jou nooit.
16Ik heb je in mijn handpalm gegrift,
je muren staan mij steeds voor ogen.
17Je kinderen haasten zich terug naar huis,
de vijand die je verwoestte en vernielde, trekt weg.
18Open je ogen, kijk om je heen:
ze stromen in drommen naar je toe.
Zo waar ik leef - spreekt de Heer -,
je zult je met hen tooien,
hen dragen zoals een bruid haar sieraden.
19Je puinhopen, je verwoeste en vernielde land -
weldra zal het te klein zijn voor al je bewoners,
en je aartsvijand zal in de verte verdwijnen.
20Je dacht dat je je kinderen verloren had,
maar eens zul je hen horen zeggen:
'Het is ons hier te benauwd.
Geef ons meer ruimte om te wonen.'

21Je zegt bij jezelf:
Wie zou mij die kinderen schenken?
Ik heb toch geen kinderen?
Ik ben onvruchtbaar, verbannen en verstoten.
En wie zou hen grootbrengen?
Ik ben alleen over - waar komen zij dan vandaan?
22Maar dit zegt God, de Heer:
Ik zal mijn hand opheffen naar vreemde volken,
ik steek mijn vaandel voor hen op.
Ze nemen je zonen op hun arm
en dragen je dochters op hun schouders.
23Koningen zullen je verzorgen,
vorstinnen zullen je zogen.
Ze zullen voor je knielen, zich diep vooroverbuigen,
en het stof van je voeten likken.
Dan zul je erkennen dat ik de Heer ben,
die niet beschaamt wie op hem hopen.

24'Alsof een strijder zich zijn buit laat afnemen!
Kunnen gevangenen soms ontkomen aan een tiran?' ALT
Andere vertaling:
NBG51: Kan aan een sterke de buit ontnomen worden, of zullen de gevangenen van hem die in zijn recht is, ontkomen?


25Toch zegt de Heer:
Gevangenen worden de strijder ontnomen,
de tiran zal zijn buit verliezen.
Wie een geding voert tegen jou
zal ik in een geding bestrijden,
en ikzelf zal je kinderen redden. ALT
Andere vertaling:
NBG51: Ik zelf zal strijden tegen uw bestrijders en Ik zelf zal uw zonen redden.

26Ik laat je onderdrukkers hun eigen vlees eten,
hun eigen bloed is de wijn die hen dronken maakt.
Dan zal iedereen erkennen
dat ik, de Heer, je redder ben,
je beschermer, de Machtige van Jakob.

naar boven