Matteüs 24


Nieuwe Bijbel Vertaling 2004

© Nederlands Bijbelgenootschap



1Nadat Jezus de tempel had verlaten, wendden zijn leerlingen zich onderweg tot hem en vestigden zijn aandacht op de tempelgebouwen. 2Hij zei tegen hen: 'Hebben jullie dat alles goed gezien? Ik verzeker jullie: geen enkele steen zal op de andere blijven, alles zal worden afgebroken!'
  3Op de Olijfberg ging hij zitten met zijn leerlingen om zich heen, en nu ze onder elkaar waren vroegen ze: 'Vertel ons, wanneer zal dat allemaal gebeuren en aan welk teken kunnen we uw komst en de voltooiing van deze wereld herkennen?' 4Jezus antwoordde hun: 'Pas op dat niemand jullie misleidt. 5Want er zullen velen komen die mijn naam gebruiken en zeggen: "Ik ben de messias," en ze zullen veel mensen misleiden. 6Jullie zullen berichten horen over oorlogen en oorlogsdreiging. Laat dat je dan niet verontrusten, die dingen moeten namelijk gebeuren, al is daarmee het einde nog niet gekomen. 7Het ene volk zal tegen het andere ten strijde trekken en het ene koninkrijk tegen het andere, en overal zullen er hongersnoden uitbreken en zal de aarde beven: 8dat alles is het begin van de weeën. 9Dan zal men jullie onderdrukken en doden, en jullie zullen door alle volken worden gehaat omwille van mijn naam. 10Velen zullen dan ten val komen, ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. 11Er zullen talrijke valse profeten komen die velen zullen misleiden. 12En doordat de wetteloosheid toeneemt, zal bij velen de liefde bekoelen. 13Maar wie standhoudt tot het einde, zal worden gered. 14Pas als het goede nieuws over het koninkrijk in de hele wereld wordt verkondigd als getuigenis voor alle volken, zal het einde komen.
  15Wanneer jullie dus de "verwoestende gruwel" waarover gesproken is door de profeet Daniël, zien staan op de heilige plaats (lezer, begrijp dit goed), 16dan moet iedereen in Judea de bergen in vluchten; 17wie op het dak van zijn huis is moet niet naar beneden gaan om nog spullen te halen, 18en wie op het land is moet niet terugkeren om zijn mantel te halen. 19Wat zal het rampzalig zijn voor de vrouwen die in die tijd zwanger zijn of een kind aan de borst hebben! 20Bid dat jullie niet in de winter zullen moeten vluchten en ook niet op sabbat. 21Want het zal een tijd zijn van enorme verschrikkingen, zoals er sinds het ontstaan van de wereld tot nu nooit geweest zijn en er ook niet meer zullen komen. 22En als die tijd niet verkort zou worden, dan zou geen enkel mens worden gered; maar omwille van de uitverkorenen zal die tijd worden verkort. 23Als iemand dan tegen jullie zegt: "Kijk, dit is de messias," of: "Daar is hij," geloof dat dan niet. 24Want er zullen valse messiassen en valse profeten komen, die indrukwekkende tekenen en wonderen zullen verrichten om ook Gods uitverkorenen zo mogelijk te misleiden. 25Let op, ik heb jullie dit van tevoren gezegd. 26Wanneer ze dus tegen jullie zeggen: "Kom mee, hij is in de woestijn," ga er dan niet heen, of als ze zeggen: "Kijk, hij is daarbinnen," geloof dat dan niet. 27Want zoals een bliksemschicht vanuit het oosten weerlicht tot in het westen, zo zal ook de Mensenzoon komen. 28Waar een lijk is, daar zullen de gieren zich verzamelen.
  29Meteen na de verschrikkingen van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan geen licht meer geven, de sterren zullen uit de hemel vallen en de hemelse machten zullen wankelen. 30Dan zal aan de hemel het teken zichtbaar worden dat de komst van de Mensenzoon aankondigt, en alle stammen op aarde zullen zich van ontzetting op de borst slaan als ze de Mensenzoon zien komen op de wolken van de hemel, bekleed met macht en grote luister. 31Dan zal hij zijn engelen uitzenden, en onder luid bazuingeschal zullen zij zijn uitverkorenen uit de vier windstreken bijeenbrengen, van het ene uiteinde van de hemelkoepel tot het andere. 32Leer van de vijgenboom deze les: zo gauw zijn takken uitlopen en in blad schieten, weet je dat de zomer in aantocht is. 33Zo moeten jullie ook weten, wanneer je dat alles ziet, dat het einde nabij is. 34Ik verzeker jullie: deze generatie zal zeker nog niet verdwenen zijn wanneer al die dingen gebeuren. 35Hemel en aarde zullen verdwijnen, maar mijn woorden zullen nooit verdwijnen.
  36Niemand weet wanneer die dag en dat moment zullen aanbreken, ook de hemelse engelen en de Zoon niet, alleen de Vader weet het. 37Zoals het was in de dagen van Noach, zo zal het zijn wanneer de Mensenzoon komt. 38Want zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag waarop Noach de ark binnenging, 39en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt. 40Dan zullen er twee op het land aan het werk zijn, van wie de een zal worden meegenomen en de ander achtergelaten. 41Van twee vrouwen die samen aan de molen draaien, zal de ene worden meegenomen en de andere achtergelaten. 42Wees dus waakzaam, want jullie weten niet op welke dag jullie Heer komt. 43Besef wel: als de heer des huizes had geweten in welk deel van de nacht de dief zou komen, dan zou hij wakker gebleven zijn en niet in zijn huis hebben laten inbreken. 44Daarom moeten ook jullie klaarstaan, want de Mensenzoon komt op een tijdstip waarop je het niet verwacht.
 
  45Wie is die betrouwbare en verstandige dienaar die de heer heeft aangesteld over zijn huispersoneel om hun op tijd te eten te geven? 46Gelukkig de dienaar die daarmee bezig is wanneer zijn heer komt. 47Ik verzeker jullie: hij zal hem aanstellen over alles wat hij bezit. 48Slecht is echter de dienaar die bij zichzelf zegt: Mijn heer blijft voorlopig nog weg, 49en die zijn mededienaren begint te slaan en het met dronkaards op een slempen zet. 50Dan zal de heer van die dienaar komen op een dag waarop hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent, 51en hij zal hem straffen met zijn zwaard en hem het lot van de huichelaars laten ondergaan; daar zal hij met hen jammeren en knarsetanden.
 
 
naar boven