Bouwvakkers gevraagd
studies in bijbelboeken
Het boek Nehemia

Hoofdstuk 1 - Het verslag van Chanani

Tot tranen toe bewogen1.

Heb je wel eens meegemaakt, dat er bij het horen van een bericht plotseling tranen in je ogen schieten en je eigenlijk niets meer kunt zeggen? Er zijn gewoon dingen, die je niet onberoerd laten. Zo was het bij Nehemia, toen hij hoorde van de situatie waarin zijn familie in Jeruzalem leefde2.
Toch waren het niet in de eerste plaats de omstandigheden van zijn familie die hem zo emotioneel maakten, maar het feit, dat Gods naam gesmaad werd. De stad die God als zijn woonplaats had verkoren, getuigde op geen enkele wijze van Gods aanwezigheid in de wereld.

Vandaag de dag is de christelijke kerk, waarvan elke plaatselijke gemeente een heel klein stukje is, de plaats waar God woont, waar Hij zijn aanwezigheid kenbaar maakt, vanwaar zijn naam wordt uitgedragen.
Maar de toestand van de kerk is wel te vergelijken met die van Jeruzalem in Nehemia's dagen. Want is de kerk een bolwerk in deze wereld, waarin Gods aanwezigheid ervaren wordt en van waaruit zijn liefde helder straalt? Of straalt ze onderlinge verdeeldheid uit? Let wel, ik bedoel niet dat het kwalijk is, dat er verschillende kerken zijn. Maar de onderlinge verschillen betreffen in veel gevallen wat minder belangrijke punten in de leer of zelfs alleen maar dingen als traditie, persoonlijke voorkeur en cultuurverschillen. En soms gebruiken we als christenen onze energie om zulk soort dingen te bestrijden en elkaar te veroordelen.
We hebben net als Nehemia redenen om vol te schieten als we aan de toestand van de christelijke gemeente denken. Maar doet het ons eigenlijk wel wat?

De ander verantwoordelijk houden?

Nehemia reageerde heel ootmoedig. Hij zei niet bij zichzelf: "Dat komt doordat anderen helemaal verkeerd bezig zijn". Nee, hij erkende dat hijzelf tegen de Heer gezondigd had3, hoewel we daarvoor geen enkele aanleiding in de Bijbel vinden. Hij leefde ook vast niet als een slecht mens; hij leefde misschien zelfs wel beter dan vele anderen, maar hij realiseerde zich dat ook in zijn leven alles onvolmaakt was. Hij voldeed niet aan de norm: "Wees dus volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is"4.
Hoe reageren wij, als we opmerken, dat de gemeente niet het getuigenis uitdraagt, dat de Heer Jezus voor ogen stond, toen Hij zei: "Aan jullie liefde voor elkaar zal iedereen zien dat jullie mijn leerlingen zijn"5. Als we Nehemia zouden heten, zouden we erkennen: "Dat komt ook door mijn tekortkomingen". Dan hebben we geen reden om naar anderen te wijzen. Dan is er geen behoefte om elkaar verwijten te maken: jij doet dit niet goed; jij zou meer zus of zo moeten ..... Nee, veel meer zullen we dan bidden: "Heer, vergeef, Heer, herstel".

Gods hulp inroepen

Als de nood van de gemeente op ons drukt, zullen we (blijven) bidden: Heer, vergeef mij. Heer, bouw uw gemeente!
We realiseren ons, dat de Heer Jezus de taak op Zich genomen heeft om zijn gemeente te bouwen6. Maar dat maakt ons niet passief. Nehemia bedacht gelijk, dat hij misschien ook wat zou kunnen doen7.
Vervolgens wachtte hij echter af, of God dat ook een goed idee zou vinden en de deuren zou openen, die nodig waren voor Nehemia om in actie te kunnen komen.

We kunnen dat voorbeeld volgen. We roepen God te hulp en tegelijkertijd zijn we bereid om ons als levende stenen in Gods bouwwerk te laten gebruiken8. Ons verlangen daarbij is, dat het licht van Gods liefde in ons gezien wordt - in mijn eigen woonplaats en tot het uiterste der aarde.


naar boven