studies in bijbelboeken |
Het boek Nehemia |
Hoofdstuk 2:1-10 - Nehemia's plan |
Moed en zelfverloochening
Nehemia getuigt van grote moed. Want hoewel hij heel bang werd (het werd gezien als een doodzonde om in nabijheid van de doorluchtige vorsten van Perzië somber te zijn ...), aarzelde hij niet om toe te geven dat hij bedroefd was. Zijn eigen toestand was hem minder waard, dan de kans om een woord ten gunste van zijn geliefde stad te spreken. Hebben wij die moed om een woord ten goede van onze Heiland te spreken, ook als dat voor ons kan betekenen, dat men ons erom belachelijk maakt? Wij proberen het dan nog wel eens een beetje vaag te houden, zodat ons geloof voor iedereen acceptabel is. Maar het gevolg daarvan is, dat de boodschap van het evangelie niet duidelijk over komt en dat het belang van het geloof in Christus niet helder gezien wordt. We houden het maar een beetje vrijblijvend. Nehemia niet.Gebed als gewoonte
Hoewel hij er weinig tijd aan besteedde, bad Nehemia op dat moment. Tussen de vraag van de koning en het antwoord van de schenker van de koning zal niet veel tijd verlopen zijn, maar die anderhalve tel was voldoende voor een gebed. Blijkbaar was het een gewoonte van hem geworden, om bij alles God om raad te vragen en/of Hem te danken voor zijn leiding. Is dat voor ons ook een gewoonte? Of zijn we zo gewend onze eigen boontjes te doppen, dat we er nauwelijks aan denken om Gods raad te vragen en Hem te danken voor de onverwachte mogelijkheden die Hij geeft?Voorbereid op actie
Nehemia had blijkbaar al een plan uitgewerkt. Hij had een paar maanden moeten wachten voor zich een gelegenheid voordeed, waarbij hij iets ten goede van Jeruzalem kon doen. Maar toen die mogelijkheid kwam, was hij er klaar voor.