Sabbat, zondag, of ...?
gedachten over het christenleven

Sabbat of zondag - een eindeloze discussie?
De Joden zijn gewend de sabbat (de zevende dag van de week, onze zaterdag) te houden als een absolute rustdag, een dag van en voor de Heer. Veel christenen vieren op soortgelijke wijze de eerste dag van de week, de zondag. Het is voor hen de "dag des Heren", waarop voor hen allerlei ge- en verboden van toepassing zijn. De regels voor de sabbat zijn in hun visie overgegaan van de laatste naar de eerste dag van de week. Wat zegt de Bijbel hierover?

De sabbat
Instelling
Toen God hemel en aarde in 6 dagen gemaakt had, heiligde hij de zevende dag om te rusten van zijn werken. Die zevende dag wordt aangeduid als sabbat. Er wordt niet vermeld, dat ook de mensen deze dag in acht name en moesten rusten.
Dat kwam pas, toen God aan Israël wetten gaf (Maleachi 3:22), die de omgang tussen hem en zijn volk regelden. Daarbij hoorde ook een gebod aangaande de sabbatsheiliging.
Bij de wetgeving richtte God zich exclusief tot het volk Israël. De heidense volkeren hebben niet Gods woorden ontvangen (Romeinen 3:2). Natuurlijk kan iedereen uit Gods woorden God leren kennen, maar zijn wet adresseert God nadrukkelijk aan Israël, het volk dat hij uit de slavernij van Egypte bevrijdde (Exodus 20:2).

Belofte
De sabbat herinnerde aan de rust van de zevende scheppingsdag (Exodus 20:8-11). Aan die rust is door de zondeval een einde gekomen. Maar de instelling van deze dag voor Israël hiekd een belofte in: God zal voor zijn volk rust bereiden. Deze belofte is gedeeltelijk vervuld toen God Israël uit Egypte verloste (Deuteronomium 5:12-16).
Maar bovenal is de sabbat een heenwijzing naar de Heer Jezus Christus ((Kolossenzen 2:16,17). De sabbat richt de aandacht op de schepping, die door God voltooid was: "God zag dat het zeer goed was". Bij Christus echter worden de gedachten gericht op de herschepping. Door het lijden, het sterven en de opstanding van Jezus is er nieuw leven. Hij stond op met een verheerlijkt lichaam, het vergankelijke werd in onvergankelijkheid opgewekt, herschapen. Hier is in principe de herschepping voltooid, hoewel de volle werkelijkheid pas openbaar zal worden bij zijn wederkomst.

Vervulling
Aan de rust van God op de zevende scheppingsdag is een eind gekomen door de zondeval van Adam en Eva. Vanaf dat moment is God bezig geweest met de verlossing van zondaren. Iedere dag, dus ook op de sabbat (vgl. Johannes 5:16,17). De opstanding van Christus geeft de zekerheid ervan dat de dood, die het gevolg is van de zonde, overwonnen is en dat dit werk van God voltooid zal worden, al is de volle uitwerking ervan pas zichtbaar als we ingaan in de eeuwige rust. In Hebreeën 4:8,9 wordt over deze toekomstige rust gesproken, waarvan we als gelovigen al een klein beetje mogen proeven.

Wanneer we het sabbatsgebod zien als het gedenken van de verlossing uit de slavernij in Egypte, dan is de sabbat een schaduw van de verlossing uit de slavernij der zonde door het volbrachte werk van Jezus Christus. Wie in Jezus gelooft, is niet langer onder vreemde heerschappij, in de greep van de zonde. Alls christen leef je onder de heerschappij van Christus, verlost door zijn dood en opstanding. Met zijn opstanding brak het nieuwe leven aan. Vanuit die werkelijkheid mogen wij nu al leven.

Het nieuwe Testament
De christelijke gemeente leeft niet bij de schaduwen, maar bij de werkelijkheid door de gemeenschap met Christus. Aan haar is deze wet, met het sabbatsgebod, niet voorgeschreven. In de bijbelse tijd is daar een misverstand over ontstaan. Sommigen wilden de gelovigen uit de heidenen naar het gebruik van Mozes laten leven. Er is toen bepaald, dat zij niet met de geboden van de wet lastig gevallen mochten worden. Slechts enkele hoofdpunten uit de wet, die overigens ook al golden onder het verbond met Noach, bezitten algemene geldigheid. Deze worden samengevat in (Handelingen 15:19,20). De sabbat en de besnijdenis worden daarbij niet genoemd.
Daarentegen staan er wel waarschuwingen in de Bijbel, dat gelovigen zich geen betere gelovigen moeten wanen omdat ze bepaalde dagen in acht nemen (Romeinen 14:5,6). Op dat punt moeten we elkaar niet (be)oordelen (Kolossenzen 2:16,17).
Het feit, dat Paulus op de sabbat naar de synagoge ging, betekende niet, dat hij daarmee aan christenen een voorbeeld gaf. Want de synagoge was geen christelijke samenkomst. Hij ging daarheen om zending te bedrijven, zolang het daar nog mogelijk was. Maar de christenen hadden hun 'eigen bijeenkomsten' (Hebreeën 10:25). Eén van die bijeenkomsten, gewijd aan de broodbreking, vond blijkbaar plaats op de eerste dag der week (vgl. (Handelingen 20:7).
Als Paulus onder Joden vertoefde, onderwierp hij zich aan de Joodse wetten. Daar is op zich ook niets op tegen. Maar hij eiste van de gelovigen uit de heidenen niet, dat zij dat zouden doen (vgl. Romeinen 14:5; Kolossenzen 2:16; Galaten 4:9-11). Integendeel, hij berispte Petrus, toen die de indruk wekte dat de heidenen volgens Joodse gewoonte zouden moeten leven (Galaten 2:11-14). Hij wekte daarmee de indruk dat er iets mankeerde aan hun geloof. Maar het al of niet houden van die wetten zei niets over hun relatie met de Heer.

De zondag
Dag van de opstanding
De eerste christenen kwamen geregeld op de eerste dag der week samen (vgl. Handelingen 20:7). Het was immers de opstandingsdag (Marcus 16:9) en de dag waarop de Heer hen verschillende malen verschenen was (Johannes 20:1,19,26)! Het lijkt erop, dat de viering van de maaltijd van de Heer onderdeel was van de bijeenkomst op deze dag.
Maar je kunt niet stellen, dat de Heer deze dag heeft ingesteld. Hij heeft ook zeker geen voorschriften hoe je deze dag zou moeten vullen. Voor de eerste christenen was dit een gewone werkdag, zowel voor de Joden, die immers de sabbat onderhielden, als voor de heidenen, die niet zo'n afgezonderde dag kenden.

Instelling
De Joodse christenen vierden, zeker degenen die in Israël woonden, ook gewoon de sabbat. Maar die viering werd in de vierde eeuw door de zondagviering vervangen. Was dat een goede beslissing? Ik betwijfel dat. Want God heeft de sabbatsviering heel duidelijk aan de zevende dag gebonden en als onderdeel van zijn wet opgelegd aan Israël.
Maar het is ook duidelijk, dat de christenen al eeuwen gewend waren om op de eerste dag van de week samen te komen. Er zijn schriftelijke getuigenissen uit de eerste eeuwen, die getuigen dat de christenen toen al, terwijl bijvoorbeeld de apostel Johannes nog leefde, de achtste dag, de eerste dag van de nieuwe week, met blijdschap vierden (al of niet naast de sabbat): de brief van Barnabas uit ±96 na Christus, Polycarpus aan Magnesia in ±115 na Christus, Irenaeus in ±155 na Christus, en zo zijn er nog enkelen te noemen. Bij sommigen van hen vinden we ronduit een afkeer van de sabbat, bij anderen vinden we juist respect voor deze dag, die herinnerde aan de rust van de schepping, die echter door de zondeval verstoord werd.

Hoe gaan wij ermee om?
Uit bovenstaande is te concluderen dat het niet juist is om het sabbatsgebod over te hevelen van de zevende naar de eerste dag van de week. Maar het is ook niet juist om het sabbatsgebod, op welke dag je het ook wlt toepassen, op te leggen aan christenen.
De praktijk is dan al gauw, dat we met elkaar in een eindeloze discussie verzeild raken, waarbij de hete hoofden en ude harten de overhand hebben: we veroordelen elkaar over en weer en vergeten Paulus' opmerking dat of iemand staat of valt (het bij het juiste of verkeerde eind heeft) alleen iemands eigen heer aangaat (Romeinen 14:4).
We zijn allemaal geneigd ons druk te maken over alles wat moet en niet mag. Voor onszelf, maar vooral ook voor een ander. En waarom? Vaak uit angst en onzekerheid - als de ander niet hetzelfde doet en denkt als ik, doe ik het dan verkeerd? Maar verliezen uit het oog, dat het bij de ander overkomt alsof we op hem/haar neerzien. En soms is dat ook zo. Maar we verliezen dan al gauw onze roeping uit het oog: leven door de Geest, wandelen in de Geest. Want door genade, vanuit een persoonlijke omgang met Hem, wil de Heer ons door zijn Geest leiden in alle waarheid. En de één zal daarbij aan de sabbat hechten, de ander aan de zondag en eenvoor een derde zijn alle dagen gelijk: allemaal voor de Heer, die het voorwerp van onze liefde is.
Niet wat wij doen of laten is voor God het belangrijkste, maar welke plaats wij in ons leven geven aan Jezus. Ken ik de vertrouwelijke omgang met Christus? Dat is niet af te lezen aan de mate waarin ik me aan regels en instellingen onderwerp, maar aan de mate van mijn liefde voor God, die ook zichtbaar wordt in liefde voor mijn naaste.


naar boven