Gods oogappel
Thematische bijbelstudies
Het Koninkrijk van God

De houding van christenen ten opzichte van Israël

Nadat we uitvoerig hebben nagedacht over de toekomst van het volk Israël, is het goed de vraag te stellen, hoe de houding van een toegewijde christen ten opzichte van dit volk behoort te zijn.
In het verleden is het maar al te vaak voorgekomen, dat er in de christelijke kerk een grote haat leefde tegen het Joodse volk, dat aangemerkt werd als 'Godmoordenaars'. Het is natuurlijk een vraag, of deze haat alleen leefde bij naamchristenen of ook bij werkelijke gelovigen. Maar ook al zou het laatste niet voorgekomen zijn, wat te betwijfelen is, maakt dat voor de beleving van de Jood helemaal niets uit. De aanduiding 'christelijk' roept voor hem de gedachte aan vervolging en minachting op.

Mede schuldig
Nu hoeft het geen betoog, dat ook de Bijbel de Joodse natie schuldig verklaart aan de dood van Gods Zoon, hoewel het geen Joden waren die Hem kruisigden, maar Romeinen zie 1 2 3. Joden en heidenen samen droegen verantwoording voor de veroordeling en berechting van Jezus!

Maar hoewel de Joodse natie (lees: leidslieden?) mede schuldig verklaard wordt en tijdelijk een andere positie in Gods heilsplan krijgt toegewezen, is het onjuist om iedere Jood persoonlijk deze daad toe te rekenen.

Een heel volk gebukt onder de schuld van haar leiders
Evenmin kunnen we zeggen, dat als een Jood zich tot Christus bekeert, hij gevrijwaard zal zijn van Jodenhaat en -vervolging. We kunnen de oudtestamentische tijd als voorbeeld nemen. Israël werd in ballingschap gevoerd omdat de Israëlieten de Heer verlaten hadden.
Maar toch waren er toen ook godvruchtige mannen zoals Jeremia, Daniël en anderen. Maar ook zij gingen gebukt onder het lot, dat de natie trof. Door het geloof kenden zij persoonlijk wel de gemeenschap met God, maar ze moesten ook de gevolgen ondervinden van het feit, dat God zijn dreigementen van tuchtiging aan de natie als geheel gestand deed. Ook zij moesten de zegeningen missen, die God aan het volk als geheel had beloofd zie 4.

De schuld der heidenen
Overigens - God wilde de volkeren wel gebruiken om Israël over de aarde te verstrooien, maar in het vervolgen en uitmoorden gaan de volkeren uitdrukkelijk verder dan de Heer hen had opdragen. God heeft dat wel voorzien, maar niet gewild. De volkeren maken zich daardoor schuldig en zullen door de Heer ter verantwoording geroepen worden zie 5 6.

God biedt allen genade
In het Nieuwe Testament ontdekken we, dat Israël, dat al zo'n 400 jaar z'n nationale zelfstandigheid kwijt was, ook in geestelijk opzicht geen voorkeursbehandeling meer krijgt zie 7; 8.
Maar zelfs over de generatie die de kruisiging heeft meegemaakt, wordt het oordeel niet uitgesproken. God biedt hen zijn genade aan zie 9 10 11! We mogen dan ook nooit vergeten, dat dit alles geschied is 'naar de bepaalde raad en voorkennis van God' zie 12.

En ik dan...?
Als we werkelijk oog krijgen voor het gebeuren aan het kruis, zullen we met de dichter Jacob Revius (1586-1658) zeggen:
't En zijn de Joden niet, Heer Jesu, die U kruisten,
Noch die verraderlijk u togen voor 't gericht
Noch die versmadelijk u spogen in 't gezicht,
Noch die U knevelden en stieten U vol puisten;

't En zijn de krijgslui niet die met hun felle vuisten
De rietstok hebben of de hamer opgelicht,
Of het vervloekte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwe rok saam dobbelden en tuisten.

Ik ben 't, o Heer, ik ben 't die U dit heb gedaan;
Ik ben de zware boom die U had overlaan,
Ik ben de taaie streng, waarmee Gij gingt gebonden,

De nagel en de speer, de gesel die U sloeg,
de bloedbedropen kroon die Uwe schedel droeg:
Want dit is al geschied, helaas! om mijne zonden.
Naar oudtestamentisch voorbeeld
Tevens willen we de aandacht vestigen op de parallel die er is tussen de geschiedenis van de Heer Jezus en die van Jozef. Beiden verworpen door hun broeders, overgegeven aan de heidenen, beiden voor heidenen en hun volksgenoten tot zegen als de redder der wereld. Jozef sprak deze woorden: 'Gij hebt wel kwaad tegen mij gedacht, maar God heeft dat ten goede gedacht, teneinde te doen zoals heden het geval is: een groot volk in het leven te behouden' (13). We herkennen daarin iets van de woorden van de apostelen: "Gij hebt Jezus aan een hout gehangen en omgebracht, maar God heeft Hem verhoogd tot een Leidsman en Heiland om Israël bekering en vergeving van zonden te schenken" (14; vgl. 15).

Wat denkt Jezus er zelf van?
De Heer Jezus Zelf heeft gebeden hun deze zonde te vergeven (16). En het was juist deze grote fout van Israël, die zo'n grote zaligheid ook het deel heeft doen worden van de heidenen (17). Dit is op zich al voldoende om een christen ervan te weerhouden een Jodenhater te zijn! Veel meer kunnen we daarom verwachten, dat een christen het volk van Israël liefde toedraagt. Immers, behoort in het hart van de gelovige niet hetzelfde te leven als in het hart van onze hemelse Vader? En Hij zegt Israël lief te hebben met een eeuwige liefde (18)! Dit volk is Gods oogappel (19)!

Paulus en de Joden
Mogen we dan nog een enkele maal ons oor te luisteren leggen bij de grote apostel der heidenen. Paulus. Wat een liefde vinden we bij hem voor het gestruikelde volk Israël (20). Deze liefde voor Gods volk maakt hem tot een bidder voor Israël (21).
Hij verstaat de oproep van de psalmist om Jeruzalem vrede toe te bidden (22) in geestelijke zin. Hij stelt zich op één lijn met Samuël, die het als een zonde beschouwde om op te houden voor Israël te bidden voor Israël behoren te zijn.

Paulus' liefde voor Israël drijft hem echter verder. Hij heeft maar één verlangen: ook enigen uit hen te behouden (23). Hij tracht zijn volksgenoten, zijn broeders naar het vlees, op te wekken tot naijver. In zijn doen en laten wil hij laten zien hoe rijk hij in Christus (= Messias!) Jezus geworden is. En aan dit getuigenis door zijn levenshouding koppelt hij dan voortdurend het getuigenis door middel van het gesproken woord, de verkondiging ( bijv. 24; 25), in overeenstemming met de waarheid, dat het geloof is door het horen van het Woord van Christus (26). Wat Paulus zo zelf tracht te bewerkstelligen, ziet hij als een taak, als verheven roeping voor alle christenen: ook Joden tot naijver opwekken, opdat thans reeds velen uit hen de Messias zouden leren kennen en behouden zouden worden (27, 28).

Christelijke sympathie voor Israël
Onder (evangelische) christenen bemerken we grote belangstelling en sympathie voor Israël. Dat is iets om blij over te zijn. Maar soms uit die sympathie zich op een wat merkwaardige wijze: men voelt zich enerzijds verplicht de Israëlische politiek in alle opzichten te onderschrijven, terwijl men anderzijds zich sterk maakt om het evangelie van de Heer Jezus Christus niet aan Joden te (doen) verkondigen. Deze houding komt voort uit schuldgevoel. Een christelijk schuldgevoel om alles wat in het verleden in naam van Christus het Joodse volk is aangedaan (denk aan de kruistochten e.d.) en een westers schuldgevoel om wat een westerse natie dit volk kon aandoen, aanvankelijk zonder weerstand van andere westerse landen te ondervinden (de holocaust).

Maar men kan sympathiseren met Israël en toch kritiek hebben op onderdelen van het huidige beleid van de Israëlische overheid. Er zijn zelfs Joden, Israëli's die een andere politiek voorstaan! En betekent prediking van het evangelie aan Israël gebrek aan liefde voor dit volk? Petrus, Paulus - zij verkondigden het evangelie aan Israël. Moeten we hen een gebrek aan liefde verwijten? Nee, maar zij hebben begrepen dat alle mensen, zowel Joden als heidenen, zondaren zijn en verloren gaan (29; 30). Zij wisten dat er geen andere naam is waardoor mensen behouden kunnen worden, dan de naam van Jezus (31; vgl. 32). En dat geldt niet alleen voor de heidenen, maar ook voor de Joden (vgl. 33).

Een bedekking over Israël
Ja, nog ligt er een bedekking over het hart van dit volk, nog kennen zij Gods gedachten niet ten volle, nog herkennen zij de Heer Jezus niet als hun Messias. Maar juist daarom verkondigden de apostelen het evangelie 'eerst aan de Jood' omdat steeds als iemand zich bekeert, de bedekking van zijn hart wordt weggenomen (34). Zullen we Israël de prediking van het evangelie onthouden? Waarom? Omdat het Gods volk is? Zeker, Israël is, en blijft, Gods volk, begiftigd met rijke beloften. Die zijn echter geen garantie voor de eeuwige behoudenis van elk individu. Het zijn juist de beloften voor de natie als een geheel, die op elke Jood individueel een appèl doen om te treden in het voetspoor van het geloof van Abraham (35), die zijn oog richtte op de Heer Jezus (36). Daar komt nog bij, dat de beloften voor de natie Israël alle in de toekomst vervuld zullen worden.

Ontvlied de komende toorn
Maar het staat vast, dat er zware oordelen over de aarde zullen komen, voordat Gods beloften van zegen vervuld worden. Die oordelen zullen ook komen over Israël. Velen van hen zullen onder die oordeelsslagen vallen (37). Is dat niet een extra aansporing om Israël ook nu al de Messias aan te bieden (naast alle andere bewijzen van liefde en toegenegenheid die we het volk kunnen geven!), opdat ook uit hen velen de toekomende toorn zullen ontvlieden (38; 39)?


naar boven
volgend hoofdstuk