Ik wordt niet beter! Wat is er aan de hand?
gedachten over het christenleven
Gelovig omgaan met ziekte en tegenslag


Ziekte en de zonden van onze voorouders
Ik wil beter worden…
Als mensen te maken krijgen met ziekte of allerlei moeilijkheden in hun leven, is het begrijpelijk, dat ze al het mogelijk doen om genezen of verlost te worden. De oplossingsrichtingen lopen nogal uiteen. De een zoekt het in de wereld van het paranormale en alle mogelijke alternatieve geneeswijzen, de ander neemt de toevlucht tot het gebed, daarbij al of niet steunend op iemand met een genezingsbediening, een gebedsgenezer.

Over alternatieve geneeswijzen wil ik het in dit artikel niet hebben. Maar wel over een aspect dat hier en daar bij gebedsgenezing de kop op steekt.
Het is onmiskenbaar, dat niet iedereen die bidt of laat bidden voor herstel, ook daadwerkelijk geneest. Er blijven mensen ziek, problemen verdwijnen niet altijd. Hoe kan dat?

Sommige christenen menen antwoorden te hebben in een dergelijke situatie: ziekte en alle andere problemen worden toegeschreven aan de boze. "Het is niet uit God, dus is satan in het spel" is de simpele redenering. Als een gelovige ziek wordt en blijft, heeft de boze dus invloed in dat leven. Zonden moeten beleden worden (wat natuurlijk nodig is, als er onbeleden zonden zijn), de boze wordt bestraft, de persoon wordt 'vrijgebeden', machten worden gebonden.
Maar nog blijven er mensen last houden van hun kwalen? Welke wegen blijven er dan nog open? Sommigen zoeken naar een gebedsgenezer met een krachtiger bediening. Anderen zoeken de oorzaak van de ziekte of problemen in het voorgeslacht.
De redenering is, dat gebondenheid kan ontstaan buiten jou om, door zonden van het voorgeslacht of door dingen die anderen je aandoen. En de oplossing is: demonische banden moeten verbroken worden, de zonden van het voorgeslacht moeten beleden worden.
Tegen dit soort opvattingen wil ik op grond van de Bijbel stelling nemen.

Heidens wereldbeeld
Het is zeker een bijbels gegeven, dat satan de overste van deze wereld is1. Paulus merkte al op dat de wereld is overgegeven aan een verwerpelijk denken2. Als christenen leven we dus in bezet gebied, met alle gevaren en moeiten die daar bij horen.
Maar moet je als christen bang zijn, dat zomaar ineens de boze je leven binnendringt en - door ziekte en moeite - je leven gaat bepalen?
Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde 3.
De naam des Heren is een sterke toren; de rechtvaardige ijlt daarheen en is onaantastbaar4.
U, kinderen, komt uit God voort en u hebt de valse profeten overwonnen, want hij die in u is, is machtiger dan hij die in de wereld heerst5.
Deze woorden laten zien, dat de christen niet angstig in de wereld hoeft te staan. In Jezus is hij onaantastbaar, hoewel hij leeft in een wereld die 'in het boze ligt'6.

We verplaatsen ons in een heidens denken, als we menen dat de boze zomaar vat op ons kan krijgen. Daarvoor waren sommigen in Korinte beducht en ze weigerden vlees te eten dat uit de reguliere vleeshal kwam, omdat het daar naar alle waarschijnlijkheid gewijd was aan de (plaatselijke) demonen. Maar Paulus leerde hun dat ze alles uit de vleeshal vrijelijk konden gebruiken, zonder navraag te doen of het mogelijk offervlees betrof7. Natuurlijk zegt hij niet, dat ze aan de offerdienst mogen deelnemen, integendeel. Maar ze hoeven niet bang te zijn dat de demonen zich hechten aan een voorwerp en hen zullen grijpen als zij met dat voorwerp in aanraking komen.

Christen dienen waakzaam te zijn in die zin, dat ze niet gedachteloos allerlei leringen van de mensen overnemen en zich net zo gedragen als hun omgeving8. We zoeken altijd naar Gods wil en trachten de principes die Hij ons in de Bijbel geeft gestalte te geven. Alleen als we niet de Bijbel als richtsnoer vasthouden, lopen we gevaar meegesleept te worden in een verwerpelijk denken.

Tot in het derde en vierde geslacht
De aanleiding om de niet te achterhalen oorzaak van ongeneeslijke ernstige ziekte te zoeken bij het voorgeslacht is de tekst uit Exodus 20:59, waar staat, dat de zonden worden bezocht aan de kinderen tot in het derde en vierde geslacht.
De vraag is natuurlijk, wat hiermee wordt bedoeld. Uit de tekst blijkt, dat het hier gaat over de zonde van afgoderij, je zou dus kunnen zeggen: van occultisme. De conclusie is, dat zonde van occultisme verstrekkende gevolgen heeft omdat het doorwerkt in de komende generaties.
Maar hoe moeten we dat zien? Want in het licht van teksten als Ezechiël 18:210 is niet vol te houden, dat dit betekent, dat die kinderen om de zonden van hun voorgeslacht geoordeeld zouden worden.
Maar kinderen leren het leven van hun ouders. Als die ons leren om afgoden te dienen en zonden te bedrijven, zullen we dat als de normaalste zaak van de wereld beschouwen. Zo werken de zonden van de ouders door in de kinderen.
En Exodus 20 zegt er in één adem bij, dat dit slechts geldt voor hen die God haten, maar dat zij die God liefhebben zijn goedertierenheid zullen ontvangen. Ook hierin wordt bevestigd dat bekering en geloof in Christus bevrijding brengen: het bloed van Christus reinigt ons van alle zonde11 en we zijn volkomen vrij12.
Daarna begint het christenleven, dat bestaat uit het afleren van en worstelen tegen de zonde. Daarbij hoort ongetwijfeld, dat we breken met zondige opvattingen en gewoonten op het moment dat we ons daarvan bewust worden. We belijden het aan onze Vader en worden er op dat moment ook van gereinigd13.
Het middel dat God gebruikt om ons in deze worsteling keer op keer te doen zegevieren is zijn Woord14.

Op Christus gericht
In het leven als christen moeten we ervoor waken om niet teveel met de zonden bezig te zijn, zeker niet met zonden die we niet kennen. Want wat weten we eigenlijk van ons voorgeslacht? Moeten we uit gaan zoeken, wat daarin allemaal verkeerd geweest kan zijn? Wil God mij vertellen, wat mijn overgrootvader heeft misdaan? Of vertelt Hij me, wat ik verkeerd doe, zodat ik me daarvan kan bekeren?
Maar het grootste gevaar is, dat we meer met zonde bezig zijn - die van onszelf of die van ons voorgeslacht - dan met de Heer zelf. Want we zijn geroepen tot gemeenschap met de Zoon van God15. Hij is onze vrede! Laten we daarom ons oog op Hem richten, opdat Hij ons meer en meer reinigt. Hij wil ons immers reinigen, zodat wij onberispelijk, zonder vlek of rimpel voor Hem zullen staan16. Dat is zijn werk!

Jezus verlost en geneest
Maar ondertussen blijven er ziekte en narigheid. Hoe zit het daarmee? Is het niet zo, dat Jezus al onze lasten gedragen heeft op het kruis? Hij verlost en geneest17.
Daar doe ik helemaal niets aan af. De vraag is, of we als christenen de volheid van het heil ontvangen op het moment dat we tot geloof komen. Het antwoord is overduidelijk: nee. We worden behouden in hoop. Wat we ontvangen is een voorschot op het volle heil, dat ons eens ten deel zal vallen18. We ontvangen op grond van het volbrachte werk van Christus vergeving. De straf over onze zonden wordt kwijtgescholden. Maar we leven nog in een gebroken wereld, waarin sinds de zondeval van Adam en Eva veel dingen mis gaan. Er is ziekte, er is moeite, er is rouw. Die worden pas volkomen weggevaagd bij de terugkeer van Jezus Christus19.
Tot die tijd hebben wij daar in meerdere of mindere mate mee te kampen. Zolang we op aarde leven, geldt het woord van Paulus, dat we het nog niet gegrepen hebben of volmaakt zijn20. Maar we staan in onze moeite niet alleen. Onze Heer is erbij. Hij ervaart de druk waaronder wij gebukt gaan21. Hij wil de moeilijke weg die wij bewandelen, met ons meegaan. Soms helpt Hij door een probleem op te lossen, soms helpt Hij ons problemen op te lossen, maar in alle andere gevallen is Hij er en zucht Hij met ons onder de last die we te dragen hebben. Tot die dag, waarop Hij in heerlijkheid verschijnt en wij Hem niet alleen zullen zien zoals Hij is, maar ook aan Hem gelijk zullen wezen22.



naar boven