Hoe zou dat toch gegaan zijn? Het staat er zo eenvoudig: Henoch wandelt met God, en
dan is hij niet meer, want God heeft hem meegenomen
1).
Dat ene zinnetje over deze profeet heeft me altijd geïntrigeerd: hij stierf niet
2),
maar ging rechtstreeks naar de hemel. De Bijbeluitleggers hebben het steeds voorgehouden
als een voorbeeld voor ons: "Zoals Henoch werd weggenomen, zo zullen wij plotseling
worden weggenomen. Laten we daarop voorbereid zijn".
Maar hoe zat het met Henoch? Was hij er op voorbereid? Wist hij eigenlijk wel wat
hem te wachten stond?
Ik kom terug
De Heer Jezus bereidde zijn vrienden voor op de moeilijke tijd die hen wachtte: ze
zouden zonder Hem verder moeten. Niet zonder zijn liefde of aandacht, zelfs niet
zonder zijn zorg. Want Hij zou hen blijven gadeslaan. Hij bidt nog steeds voor de
zijnen. Hij zal altijd bij hen zijn, tot aan de voleinding der wereld, want Hij
woont door zijn Geest in allen die geloven.
Maar sinds de hemelvaart geldt voor ons allemaal, dat we Hem liefhebben zonder Hem te zien
3).
We moeten het doen zonder de tastbare en zichtbare aanwezigheid van onze Heiland.
Omdat mijn vrouw en ik gedurende onze verkeringstijd op dezelfde bijbelschool zaten,
zagen we elkaar elke dag. Alleen in de zomermaanden waren er perioden, waarin we
gescheiden waren, omdat we aan verschillende activiteiten meewerkten. Maar dan schreven
we elkaar bijna dagelijks. Maar het zinnetje: "Volgende week (of: overmorgen; of: morgen)
zie ik je op het station" zorgde dat die perioden, hoe lang ook, voorbij leek te
vliegen.
De Heer gaf ons ook zo'n belofte om ons moed te geven: Ik kom terug
4).
Ik zal u tot Mij nemen
Maar de Heer gaf er nog een belofte bij: "Als Ik kom, neem ik jullie mee". Sommige
uitleggers menen, dat het hier gaat over het sterven van de gelovige, die dan naar
de hemel zal gaan. Dat gebeurt inderdaad ook
5),
maar zegt de Heer dat wel in Johannes 14? Hij spreekt niet in het enkelvoud over een
individuele gelovige die ingaat in het Vaderhuis. Hij spreekt in het meervoud en zegt
dat Hij alle gelovigen tegelijkertijd brengt in de plaats waar Hij is.
In andere bijbelgedeelten wordt uitgelegd, hoe dit in zijn werk zal gaan.
Hoewel sinds mensenheugenis alle mensen gestorven zijn, zullen niet alle mensen
sterven. Er zullen mensen bij hun leven in één ogenblik meemaken, wat bij vele anderen
door twee dramatische gebeurtenissen - sterven en opstaan uit de dood - plaats vindt.
Wanneer die tweede fase bij de doden aanbreekt, zullen de levende gelovigen in een
oogwenk veranderd worden en geschikt gemaakt worden om de hemel binnen te gaan
6).
Op het moment dat dit alles plaatsvindt, onder bazuingeschal en het roepen van de
aartsengel, zullen allen die in Christus geloven van de aarde weggenomen worden om
de Heer in de lucht tegemoet te gaan
7).
Bij de Heer zijn
Hier moet ik iets zeggen over de plaats waar we naar toe gaan. Of eigenlijk: hier
kan ik niets zeggen over de plaats waar we naar toe gaan. Want daar spreekt de Bijbel
niet over. Wel zegt de Heer dat Hij een plaats voor ons klaar maakt in het Vaderhuis,
maar verder zegt Hij, dat als Hij ons haalt, we bij Hem zullen zijn. En Paulus neemt
die gedachte over: "Dan zullen we altijd bij Hem zijn". Denkend aan onze toekomst
(in wat wij 'de eeuwigheid' noemen), moeten we niet in de eerste plaats denken aan
een bepaalde locatie - hemel of vaderhuis - maar aan een persoon: bij Christus. Overal
waar Hij is, zullen wij zijn!
En eigenlijk valt het met die "verandering" waarover Paulus spreekt, dan nog wel
mee. Want denk maar terug aan Henoch: hij wandelde met God. En toen niemand op aarde
hem nog vond, was hij nog steeds bij God. Heeft God het zo ook voor ons bedoeld?
Wij die levend overblijven
Wij zijn natuurlijk nieuwsgierig en willen graag weten, wie dit grootse gebeuren
zullen meemaken. Zelf ken ik een handvol voorgangers, eertijds bekende en gerespecteerde
bijbeluitleggers en kenners van het profetisch woord, die leefden in de vaste overtuiging
dat nog tijdens hun leven dit alles zou plaatsvinden. De gebeurtenissen in hun dagen
leken duidelijke tekenen, dat het niet lang meer kon duren. Toch zijn ze allen
gestorven.
Anderen komen met allerlei berekeningen die moeten aantonen, dat het in een bepaald
jaar zou moeten gebeuren. De berekeningen die inmiddels in de prullenbak verdwenen
zijn omdat de datum verlopen is, is legio.
Ik denk dat het niet zinvol en niet mogelijk is om de datum of het jaar van de opname
te berekenen. Onmogelijk, omdat Jezus zijn discipelen duidelijk zegt, dat de Vader
dat moment wel heeft bepaald, maar niet aan hen bekend zal maken
8).
En het is niet zinvol, omdat we anders niet actief verwachten, maar slechts passief
wachten. We hebben immers nog tijd genoeg? Maar wie niet weet in welk uur zijn Heer
komt, zorgt dat hij zijn leven op orde heeft en bezig is met de opdracht die de Heer
gegeven heeft.
En wat te denken van hen, die uit dergelijke berekeningen de gevolgtrekking moeten
maken, dat ze niet kunnen uitzien naar de opname, maar zeker eerst zullen sterven!
Want als Paulus gedacht had dat die datum, zij het op een verborgen wijze, geopenbaard
was, had hij niet kunnen schrijven: wij, die levend overblijven
910).
Veel meer is de bedoeling van deze belofte: wie je ook bent, in welke tijd je ook
leeft: houdt er rekening mee, dat je elk moment geroepen kunt worden om je wandel
in Gods heerlijkheid voort te zetten.
Wandelen met God
Gaan we weer terug naar Henoch. Wist hij wat hem te wachten stond? Nee. Was hij
voorbereid om de hemel binnen te gaan? Nee. Maar hij was er wel klaar voor. Want
hij deed, wat God vanaf het begin met de mens wilde doen
11).
Hij wandelde met God. Hij genoot vast van Gods schepping; hij genoot zeker van Gods
aanwezigheid. Maar ook daarmee was iets bijzonders.
Als we de paar andere teksten over hem lezen
1213),
moeten we haast wel concluderen, dat het
leven voor hem niet gemakkelijk was. Tijdens zijn leven was al merkbaar, dat de aarde
vervuld raakte van geweldenarij en boosheid, die in het sterfjaar van zijn zoon Methuselach
zouden leiden tot de zondvloed. Hij ageerde daartegen en er waren ongetwijfeld mensen
die hem daarom naar het leven stonden. Zochten ze hem om hem kwaad te doen? Liet
God hem daarom maar bij Hem schuilen?
Wij weten wel van het vooruitzicht, dat God zijn kinderen thuis gaat halen. Eerlijk
gezegd: het is mij wel eens overkomen, dat er zoveel moeilijkheden op me afkwamen,
dat ik dacht: "Zou U vandaag niet kunnen komen Heer? Dan komt er tenminste een eind
aan al die problemen".
Maar als we weet hebben van de belofte, moet dat geen aansporing zijn om te wachten
en te hopen, dat het vandaag maar zal gebeuren. Het mag ons aansporen om met de Heer
te wandelen, zodat we niet plotseling iets anders moeten gaan doen, mocht de Heer
vandaag zijn kinderen binnen roepen.